In het kort:
Enkele eigenschappen van het menselijk gehoor en iets over akoestiek.
Verwante onderwerpen:
Frequenties boven de gehoorgrens
De gevoeligheid van het menselijk oor
Net waarneembare volume verschillen
Een aantal gegevens en grafieken op deze pagina heb ik ontvangen van emeritus professor G. Govaerts van de Universiteit Leuven. Ze staan in zijn college dictaat 'Psychoakoestiek 2000'
De gevoeligheid van het menselijk oor
Het menselijk gehoor is niet voor alle frequenties (=toonhoogtes) even gevoelig. Bij nauwkeurige metingen aan het gehoor van zeer veel mensen met een gezond gehoor is o.m. het volgende vastgesteld:
In het algemeen horen we frequenties van zo'n 3 kHz het luidst. Bij een lager totaal volume horen we vooral lage tonen slechter, tot in het geheel niet meer, en ook de hoogste frequenties worden wat minder.
De onderstaande grafiek geeft aan hoeveel absoluut geluidsnivo (luchtdruk) nodig is om een geluids indruk van een bepaalde sterkte te veroorzaken.
Geluidsdruk (Sound Pressure Level, SPL) is hier de technische grootheid van de luchtdruk-wisselingen.
Fig 1. De overbekende Fletcher - Munson krommes.
De horizontale as geeft de frequentie aan, de vertikale as is de geluidsdruk, de fysische grootheid.
De golvende lijnen geven aan hoe sterk de geluidsdruk moet zijn om een gewaarwording van dezelfde luidheid te ervaren.
De onderste stippellijn geeft de gehoor drempel weer, het zwakste geluid dat een gezond menselijk oor kan waarnemen.
Het 0 dB nivo is vastgelegd als 0.2
nBar (nano Bar) of 20 uP (micro Pascal) bij 1 kHz. (1 Bar is
ongeveer 1
atmosfeer, of 10 N / cm2)
Dat nivo komt overeen met een vermogens dichtheid van 1
pico-Watt per
m2.
Het begrip "Foon" is ingevoerd als subjectieve maat voor de luidheid. Tonen met dezelfde Foon -waarde (eng: Phon) ervaren we even luid, alhoewel de geluidsdruk flink kan afwijken afhankelijk van de frequentie.
Je ziet dat we vooral lage frequenties pas kunnen horen als ze een flink SPL-nivo hebben. Je ziet ook dat als je de volume regelaar terugdraait er vooral een subjectief gebrek aan lage tonen ontstaat. Met een "fysiologische sterkte regeling" of de "loudness" knop op versterkers heeft men geprobeerd om hieraan tegemoet te komen.
De fysiologische sterkte regeling is vooral mislukt wegens calibratie problemen (je moet weten wat het oorspronkelijke nivo van de opname was)
De "loudness knop" is om commerciele redenen mislukt: Steevast wordt wel het laag opgehaald, maar het algemene sterkte nivo blijft hetzelfde. Alles gaat lekker vet klinken, maar het wordt niet zachter.
Maskering is het verschijnsel dat als
er twee geluiden tegelijk klinken het zwakkere geluid
tenminste een
bepaalde
sterkte moet hebben om waarneembaar te zijn.
Het sterkere geluid noemen we de "maskeerder", het zwakkere geluid heet de "gemaskeerde".
In fig. 2 is de maskeerder een zuivere
sinus toon van 1200 Hz, met een geluidssterkte van 80 dBa.
De
frequentie van de
gemaskeerde werd gevarieerdvan 400 Hz tot 4000 Hz,en bij
iedere
frequentie werd
er bepaald hoe sterk de gemaskeerde moet zijn om net
waarneembaar te
worden.
Fig 2. Een geval van maskering door een zuivere sinus toon
Het blijkt dat frequenties dicht bij de maskeerder, maar ook dicht bij harmonischen van de maskeerder sterk gemaskeerd worden.
Bij frequenties nog dichter bij de maskeerder of diens harmonischen treden zwevingen op. Bij andere frequenties worden verschiltonen gehoord.
Frequenties lager dan de maskeerder worden aanzienlijk minder gemaskeerd dan hogere.
Alle frequenties tussen ca. 1000 Hz en 4000 Hz (2 octaven) moeten (veel) sterker dan -40 dB t.o.v. de maskeerder zijn om waargenomen te kunnen worden.
Omdat er bij het meten met zuivere
tonen nogal wat onregelmatigheid optreedt heeft men de
metingen
herhaald met
smalbandige ruis als maskeerder.
Fig 3. Maskeerpatronen in dB Spl voor een zuivere toon van 400 Hz (punten) en een 90 Hz breed ruisbandje (cirkels) met een middenfrequentie van 410 Hz, beide 80 dB SPL
We zien hier dat smalbandige ruis de frequenties in de buurt sterker maskeert dan de zuivere toon. Hogere frequenties worden wat minder sterk gemaskeerd.
Alle frequenties tussen ca. 280 Hz en 1200 Hz (2 octaven) moeten (veel) sterker dan -50 dB t.o.v. de maskeerder zijn om waargenomen te kunnen worden.
Hieronder nog een aantal maskeer patronen.
Fig 4. Maskeer patronen bij
diverse frequenties en sterktes van sinusvorminge
maskeerders.
De bovenstaande grafieken geven aan
dat zuivere sinus tonen de hogere frequenties met sterktes
tussen -20
en -40
dB maskeren. De maskering is sterker bij hogere
geluidsnivo's.
Frequenties lager dan de maskeerder worden veel minder gemaskeerd, maar de meeste problemen met storende ruis, en vervorming spelen zich af bij frequenties die hoger zijn dan de aanwezige muziek-frequenties.
Als de maskeerder een smalbandige ruis is is de maskering nabij de maskeerder-frequentie sterker, maar verderop iets minder.
Alhoewel ik hier niet beschik over maskerings gegevens over de twee hoogste octaven van het frequentie bereik vermoed ik dat die niet erg sterk zullen afwijken.
Aangezien muziek in de meeste gevallen meer op een breedspectrum ruis lijkt dan op een zuivere sinus toon lijkt me de stelling gerechtvaardigd dat vervormingen, storingen en andere bijgeluiden die zo'n 50 dB zwakker zijn dan het momentane muziek signaal doorgaans niet waargenomen kunnen worden.
Natuurlijk zijn er in muziek vaak korte pauzes, of andere momenten met zeer zwak geluid. Op zulke momenten kan een bepaald additief nivo van ruis of storing als zodanig hoorbaar worden.
Vervorming (THD), modulatieruis bij magneetband weergave en de ruisbijdrage t.g.v. jitter in digitale systemen zijn echter proportioneel met het muzieksignaal. (zacht geluid = minder rommel) Een uitzondering is de overneem-vervorming die juist bij een geringe uitsturing verhoudingsgewijs sterker wordt (als het er is).
Net waarneembare volume verschillen
De onderstaande tabel geeft de volume
verschillen weer die nog net waargenomen kunnen worden door
het
menselijk
gehoor.
Men heeft een groot aantal
proefpersonen allerlei zuivere tonen laten horen, steeds
twee keer
dezelfe toon
kort na elkaar, maar met een iets verschillend volume. De
proefpersonen
moesten
aangeven of de eerste dan wel de tweede toon harder was. De
tabel geeft
aan welke
verschillen nog net door 75% van de proefpersonen kon worden
waargenomen.
Het
blijkt dat het onderscheidings vermogen beter is bij een
hoger volume,
en ook
bij frequenties tussen de 1000 en 4000 Hz. Bij lagere
en
hogere
frequenties neemt het onderscheidings vermogen af, en bij
zeer laag
volume
wordt het ook flink minder.
Just noticable differences of Intensity (JND-I)
Luidheid
(dB) Frequentie |
5 | 10 | 20 | 30 | 40 | 50 | 60 | 70 | 80 | 90 | 100 | 110 | ||
35 | 9.3 | 7.8 | 4.3 | 1.8 | 1.8 | |||||||||
70 | 5.7 | 4.2 | 2.4 | 1.5 | 1.0 | 0.75 | 0.61 | 0.57 | ||||||
200 | 4.7 | 3.4 | 1.2 | 1.2 | 0.86 | 0.68 | 0.53 | 0.45 | 0.41 | 0.41 | ||||
1000 | 3.0 | 2.3 | 1.5 | 1.0 | 0.72 | 0.53 | 0.41 | 0.33 | 0.29 | 0.29 | 0.25 | 0.25 | ||
4000 | 2.5 | 1.7 | 0.97 | 0.68 | 0.49 | 0.41 | 0.29 | 0.25 | 0.25 | 0.21 | 0.21 | |||
8000 | 4.0 | 2.8 | 1.5 | 0.9 | 0.68 | 0.61 | 0.53 | 0.49 | 0.45 | 0.41 | ||||
10000 | 4.7 | 3.3 | 1.7 | 1.1 | 0.86 | 0.75 | 0.68 | 0.61 | 0.57 |
(tabel overgenomen uit "The Science of musical Sound")
Pas op met het interpreteren van deze
gegevens. Eerstens, er staat luidheid,
geen akoestisch vermogen of
dBa. Zie de gevoeligheid
van
het gehoor
Er zijn verschillende meet methodes gebruikt in diverse
onderzoeken. Bijv: Men liet de sterkte van de toon wat
op-en-neer gaan,
en de
proefpersoon moest aangeven of 'ie een variatie
waarnam of
niet. Een
andere methode was om de proefpersoon zelf het volume van 1
van de
tonen te
laten regelen, totdat 'ie vond dat het hetzelfde was.
Ik verwacht bovendien
dat het JND afneemt naarmate de tijd tussen de twee tonen
toeneemt,
maar ik heb
daar geen gegevens over.
Bedenk bovendien dat het hier om pure sinus tonen
gaat in een laboratorium omgeving. Bij muzieksignalen, en
als het
tijdsverloop
meer dan een handvol seconden is, moeten volume verschillen
tenminste
zo'n 2 dB
bedragen om waarneembaar te zijn.
Fig 5. Geluids paden in een zaal.
(plaatje overgenomen uit "The Science of Musical Sound")
In een concertzaal (maar eigenlijk in
iedere ruimte, of meestal ook in de open lucht) zijn er
meerdere wegen
waarlangs
het geluid vanaf de bron naar de luisteraar komt.
Er is het directe geluid,
via de kortste weg, maar er zijn ook reflecties via plafond
en muren,
en soms
ook de vloer.
Omdat het geluid met een snelheid van
ongeveer 330 meter per seconde gaat komt het gereflecteerde
geluid
later aan dan
het directe geluid. Als dat tijdsverschil groot genoeg is
hoor je de
reflectie
als een afzonderlijk geluid (echo).
Ga maar eens voor een grote vlakke muur in
de open lucht staan en klap in je handen. Als de muur
dichter bij is
dan zo'n 10
meter hoor je 1 enkel geluid. Als je meer dan 13 meter van
de muur
staat zul je
een duidelijke echo horen. Het tijdsverschil is dan meer dan
ca. 60
milliseconden.
In een concertzaal helpen de reflecties om het geluid van
het orkest te versterken. Duidelijke echo's in een zaal zijn
echter
echter nogal
onaangenaam. In een goede concertzaal zullen er reflecties
met
uiteenlopende echo-tijden zijn, en als al die reflecties
ongeveer even
sterk
zijn en even snel uitsterven hoor je geen echo's maar alleen
een
galm.
Een duidelijk voorbeeld
van een poging om dat te bewerkstelligen vormen de kleine en
de grote
zaal van
de Rotterdamse Doelen. De wanden bestaan voor een groot deel
uit
afwisselend
rechte en schuine reflecterende vlakken, waardoor het geluid
verstrooid
wordt en
via veel verschillende wegen bij de luisteraar komt.
De galmtijd is een
van de belangrijkste maten voor de akoestische kwaliteit van
een zaal.
Het is de
tijd waarin de galm of nagalm 60 dB uitgedempt is.
In een kathedraal kun je
galmtijden van 2 to 10 seconden verwachten. In een
concertzaal ca. 2
seconden.
In een zaal voor sprekers willen we niet meer dan zo'n 0.8
seconde
omdat de
verstaanbaarheid anders slecht wordt en in een bioscoop of
een
TV-studio liefst
minder dan 0.5 seconde, omdat we daar in het geheel geen
gewaarwording
van de
zaal-akoestiek willen.
Sommige muziek vormen maken uitdrukkelijk gebruik van
een lange nagalm. In de Gregoriaanse kerkmuziek bijv. wordt
eenstemmig
gezongen.
(unisono) De op elkaar volgende tonen in de melodie
gaan door
de galm
samenklinken en vormen dan redelijk welluidende
accoorden.
Naast tijdsverschillen tussen het
directe en het indirecte geluid zijn er ook verschillen in
volume en in
klank. De reflectie is meestal zachter, maar ook de klank is
vaak
anders.
Meestal zijn de hoogste tonen in de reflecties zwakker dan
de
middentonen. In de
ene zaal is dat sterker dan in de andere, en daardor hebben
sommige
zalen een
"harde" akoestiek en andere een "zachte" of soms
"omfloerste" akoestiek.
De bouwmaterialen die in allerlei zalen
gebruikt worden bepalen in hoge mate dit soort
eigenschappen.
In kleine zalen kan bij bepaalde lage tonen een resonantie van de zaal zelf optreden. Dit geeft meestal een onaangename basweergave.
- in bewerking
- in bewerking
Kunsthoofd stereofonie is een manier
van geluid opnemen waarbij twee microfoontjes in de "oren"
van een
kunsthoofd zijn aangebracht. Het materiaal van het
kunsthoofd heeft
akoestische
eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van een echt
menselijk
hoofd.
Opnames volgens deze techniek geven een ongeloofelijk nauwkeurige ruimtelijke indruk. Het is echt alsof je er bij zit. Helaas werkt het alleen maar met een hoofdtelefoon. Weergegeven via luidsprekers is het niet te genieten.
Plaatsing
De mate waarin je in het geluidsbeeld de plaats van
afzonderlijke instrumenten of stemmen
kunt bepalen. We spreken over links/rechts plaatsing
en
over plaatsing in de diepte. Deze plaatsing is vrijwel
volledig bepaald door de omstandigheden bij de opname
en de mixage. Bij de apparatuur thuis hebben alleen
(de afstraal eigenschappen
van) de luidsprekers en de kamerakoestiek er invloed
op. De elektronische
apparaten (CD-spelers, versterkers) en zeker de kabels
hebben geen effect op de
ruimtelijkheid of de plaatsing. Hoe komt dat?
De stereo localisatie ontstaat door kleine
tijdsverschillen, volume verschillen
en ook klankverschillen tussen hetgeen het linker en
het rechter oor waarnemen.
De ruimtelijkheid (gewaarwording van een grote of
kleine ruimte) vindt z'n
oorzaak in verschillen in looptijd, volume en klank
van het directe geluid en
het gereflecteerde geluid.
Bij stereo weergave is het de bedoeling dat de
luisteraar zo goed mogelijk hoort
wat 'ie in de concertzaal gehoord zou hebben (en dan
liefst nog wel op de beste
plek)
Nou gaat dat nogal moeizaam, want stel je maar voor
dat je huiskamer een
geluiddichte kist is die ergens in de concertzaal
hangt, en waarin slechts twee
openingen zitten (je luidsprekerkasten). Ik verzeker
je dat dat niet echt goed
klinkt.
In kringen van geluidstechnici is dan nog steeds veel
discussie over de te
prefereren microfoon opstellingen, om tegemoet te
komen aan de
"sleutelgat" effecten van de stereo luidsprekers.
In een zaal opstelling zie je heel vaak twee centrale
microfoons op ca. 40 cm
afstand midden voor het podium hangen, vaak met een
staaf verbonden en iets uit
elkaar schuin naar beneden wijzend. Deze microfoons
geven de hoofdmoot van het
geluidsbeeld.
De soms tientallen andere microfoons die boven het
orkest hangen of er tussen in
staan zijn z.g. steun microfoons en een goed
geluidstechnicus zal die slechts
spaarzaam gebruiken.
Een geheel ander verhaal zien we bij veruit de meeste
opnames van jazz en
populare muziek. Omdat zulke ensembles zelden een
goede akoestische balans
hebben (dus zonder elektronica) of überhaupt niet
zonder versterking kunnen
(vocalisten! ) wordt er meestal een z.g. close-miking
techniek gebruikt.
Dat betekent dat de microfoons zo dicht mogelijk bij
de betreffende instrumenten
staan, niet zelden zijn de instrumenten zelfs
gescheiden door geluiddempende
schermen, en er wordt zo weinig mogelijk meegenomen
van de zaalakoestiek c.q.
men kiest een studio met een tamelijk dode akoestiek.
De "plaatsing" wordt hier geheel op de mixer bepaald,
en de
ruimtelijkheid komt van een apparaat dat een
kunstmatige akoestiek levert. In
het simpele geval wordt de plaatsing gegeven door het
volume verschil waarmee
een microfoon aan links/rechts doorgegeven wordt
(pan). In een meer moderne en
luxueuze digitale regietafel wordt waarschijnlijk ook
iets met de looptijden
gedaan.
Voor de ruimtelijkheid (zaal akoestiek, nagalm) wordt
gebruik gemaakt van
allerlei mogelijkheden om kunstmatig nagalm op te
wekken.
Het is mij gebleken dat nogal wat Hifi hobbyisten de
mate van
"plaatsing" beschouwen als een van de beste
graadmeters van de
kwaliteit van de apparatuur. Helaas, ze luisteren
voornamelijk naar wat de
geluidstechnicus voor hen bedacht heeft, en zeker bij
pop- en jazz is dat bijna
altijd een nep-akoestiek. (Begrijp me niet verkeerd,
het resultaat is vaak best
wel aan te horen)
Het is wel zo dat naarmate je verschillen in
opneemtechniek/kwaliteit van
diverse opnames beter kunt horen, je weergeefspullen
waarschijnlijk beter zijn.
Dit is de strekking van het verhaal
over luisterproeven waarop ik ook nog eens hoop terug
te komen met een
nederlandse samenvatting.
Afwijkingen
aan het gehoor
Met het
klimmen der jaren wordt bij de meesten
onder ons de hoogste frequentie die we nog kunnen horen
lager. Als je
op je
60ste nog 12 kHz kunt horen mag je blij zijn. Het schijnt
dat deze
teruggang bij
mannen sterker is dan bij vrouwen, maar die informatie heb
ik uit
slechts 1
bron.
De meest bekende en meest voorkomende gehoor problemen zijn die van doofheid voor een beperkt dan wel groot gebied aan frequenties, en het horen van tonen of frequenties die er eigenlijk niet zijn. Deze laatste kwaal staat bekend onder de naam "tinnitus" of "oorsuizen".
Partitiële
doofheid, d.w.z. doofheid voor
bepaalde frequentie gebieden, wordt nogal eens veroorzaakt
door
langdurige
blootstelling aan te hoge geluidsnivo's. Berucht zijn sommige
gereedschapswerktuigen zoals luchthamers, cirkelzaag, enz,
maar ook
frequent
bezoek aan disco en pop-concerten met geluidsnivo's ver over
de 100 dBa
kan een
aanzienlijke gehoorschade op veel te jonge leeftijd teweeg
brengen.
Zeer veel mensen -vooral de wat jongere- beluisteren
tegenwoordig muziek via een hoofdtelefoon of oortjes. De
afspeel apparaten -vooral mobile telefoons- maken het
doorgaans mogelijk om het geluid knetterhard te zetten.
En niet te vergeten, de musici zelf. En niet alleen popmuzikanten. Bij het symfonie orkest zijn het nogal eens de alt-violisten die op het spreekuur van de audioloog komen; geen wonder, ze zitten in het orkest pal voor het koper.
Eenmaal ontstane gehoorschade, hetzij spontaan, hetzij door aanwijsbare oorzaken, valt meestal niet te genezen.
De ARBO-wet (Arbeids
omstandigheden) schrijft voor dat vanaf 80 dBa
gehoorbeschermende maatregelen genomen moeten worden in de
werksituatie.
Geluiden op een nog veel lager nivo worden door veel
mensen als hinderlijk of
zelfs als een psychische belastig ervaren. Vooral als de
noodzaak van zulk
geluid afwezig is. Te denken valt aan de popmuziek die
gedurende de hele werkdag
door productie ruimtes schalt, de muzak waarmee winkels en
winkelstraten
besproeid worden, en de klakkeloosheid waarmee mensen de
boxen buiten zetten bij
de barbecue.